- Ede: +31 (0)318 651212 - Waardenburg: +31 (0)418 654054
- inloggen portal
Het enkele feit dat aandelen formeel door een foundation worden gehouden, betekent niet automatisch dat er geen sprake is van een aanmerkelijk belang. De rechtbank hanteert een feitelijke benadering waarbij alle omstandigheden in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Voor ondernemers die gebruikmaken van buitenlandse structuren is het cruciaal om zich te realiseren dat de Belastingdienst steeds beter wordt in het doorprikken van constructies en dat de verlengde navorderingstermijn ruime mogelijkheden biedt voor navordering.
Een ondernemer zet in 2007 een complexe buitenlandse structuur op met entiteiten in de Seychellen, Cyprus en Nederland om belastingheffing op dividenden te vermijden. In 2009 ontvangt hij via deze constructie € 50.000 dividend. De Belastingdienst legt in 2021 een navorderingsaanslag op en stelt dat de man een aanmerkelijk belang houdt als ultimate beneficial owner (UBO). De man betwist dat hij een aanmerkelijk belang houdt in de Cypriotische vennootschap en dat hij de UBO is van deze entiteit. Hij verwijst naar de inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat de aandelen middellijk worden gehouden door een foundation op de Seychellen. Primair stelt hij dat er geen sprake is van een uitdeling, waardoor de navorderingsaanslag ten onrechte wordt opgelegd. Hij beargumenteert dat de inspecteur al sinds 2011 op de hoogte is van de vennootschapsstructuur, waardoor er geen sprake zou zijn van een navorderingsgrond. Subsidiair claimt hij aftrekbare kosten van € 7.355 voor het opzetten en in stand houden van de structuur.
De rechtbank oordeelt dat de man terecht wordt aangemerkt als UBO van de Cypriotische vennootschap. Zij baseert dit oordeel op een combinatie van factoren: de complexe structuur van de vennootschappen, de creditfactuur waarin de man wordt aangeduid als ‘foundation’, de afspraakbevestiging met de adviseur, de brochure van de dienstverlener waarin de belastingontwijkingsstructuur wordt toegelicht, en het feit dat de man de enige werknemer is die verantwoordelijk is voor het genereren van de geldstroom. De rechtbank acht aannemelijk dat de man gebruikmaakt van de aangeboden structuur om belastingheffing op dividenden buiten het zicht van de inspecteur te houden. Zij oordeelt dat sprake is van een vermogensverschuiving van € 50.000 waarbij de man zich bewust is van deze verrijking. De verlengde navorderingstermijn wordt terecht toegepast, omdat de buitenlandse constructie de dividendinkomsten buiten het zicht van de inspecteur houdt. Het subsidiaire beroep op aftrekbare kosten wordt verworpen, omdat de man niet aantoont dat deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt en toerekenbaar zijn aan het verwerven van het inkomen uit aanmerkelijk belang.