- Ede: +31 (0)318 651212 - Waardenburg: +31 (0)418 654054
- inloggen portal
Een dga leent, samen met zijn echtgenote, € 349.999 van zijn eigen bv. Dit geld gebruiken zij voor onderhoud en verbetering van hun woning. De Belastingdienst merkt deze lening aan als winstuitdeling en vordert bij beide echtelieden ieder de helft van dit bedrag na als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2).
De rechtbank volgt de lijn van de Hoge Raad: geld dat een bv leent aan haar aandeelhouder wordt aangemerkt als een onttrekking als ‘op dat moment vaststaat of zo goed als zeker is dat de aandeelhouder deze geleende gelden niet kan of zal aflossen’. Het geld heeft dan definitief het vermogen van de bv verlaten.
De rechtbank rekent glashelder voor waarom de dga de lening niet kan aflossen:
De inkomenspositie is dus al negatief vóór het aangaan van de lening, wat volgens de rechtbank ‘geen basis biedt voor het aangaan van de lening’.
Ook de geboden zekerheden overtuigen de rechter niet:
De rechtbank concludeert dat het verstrekken van de lening moet worden aangemerkt als een vermogensverschuiving van de bv naar de dga om deze te bevoordelen. Zowel de bv als de dga moeten zich hiervan bewust zijn geweest, mede gezien de negatieve vermogenspositie (€ 2,5 miljoen negatief).
Deze uitspraak bevestigt dat de Belastingdienst en rechters streng kijken naar leningen tussen bv en aandeelhouder. Wie toch wil lenen van de eigen bv, moet zorgen voor:
Wie hier niet aan voldoet, riskeert dat de lening direct wordt belast als winstuitdeling in box 2.